Fluisteringen door de tijd heen – winter 2021 – 2022
Eindelijk komt het er van. Ik begeef me naar het Hoge Noorden, daar waar ooit mijn voorouders leefden. Voor het eerst in mijn bestaan zal ik lopen waar ooit zij hun voetstappen hebben neergezet.
Grondig bestudeer ik de landkaart om de dorpjes, welke ik ontdekte in de oude archieven, goed in mij op te nemen. Akkrum en Terhorne worden genoemd en gaandeweg komen daar Akmarijp, Terkaple, Poppingawier, Oldeboorn en Goingarijp bij. We bevinden ons dus in het oude Utingeradeel, Friesland.
Wat maakt toch dat deze zoektocht naar de voorouders van mijn moeder, Gezina Rijpkema (1903-1965), mij zo raakt? Zij is weliswaar in Ouderkerk aan de Amstel geboren, doch mijn opa Pieter Rijpkema in 1869 te Sneek. Waarschijnlijk armoede deed hem besluiten om op 18 jarige leeftijd naar Amsterdam te reizen alwaar hij aan een nieuw bestaan begon, uiteindelijk als veeboer met een aanzienlijk stuk land, ongeveer ter hoogte waar nu in de Bijlmermeer het AMC staat.
Maar ik wil dieper, verder terug, Friesland in. En dat begint bij Riemer Klazes Rypkema (1676-1764). Van beroep: Ontvanger, dorpswachter, bijzitter. Zijn daden waren dusdanig dat in de kerk van Akkrum het familiewapen van de Rijpkema’s is te vinden.
In gezelschap van een geliefde Friese vriendin en met medewerking van de kosteres stap ik op een doordeweekse dag de oude kerk in en bewonder het glas in loodraam waarin het wapen is opgenomen. Tegelijkertijd snuif ik de oude verhalen op die hier al eeuwen geklonken hebben en laat de kosteres gelijk weten hier graag een keer voor te willen gaan. Ze belooft het door te spelen, de gemeente is vacant, wellicht is er een mogelijkheid. Zou er ooit een Rijpkema op de kansel hebben gestaan vraag ik mij af. Van mijn moeder weet ik alleen dat zij in 1939 de hoofdrol speelde in ‘Het vrouwtje van Stavoren’, het is duidelijk dat ik het theatrale van mijn moeder heb geërfd.
Dan wordt het tijd om onze weg te vervolgen naar een wel heel bijzondere plek: Ald Skou! Daar was, zo had ik gelezen, Wybe Dirks Rijpkema (1770-1849) rond 1813 ‘herbergier op de Oude Schou onder den dorpe van Akkrum’.
Door de regen missen we bijna de afslag. In een flits zie ik op een verweerd houten bord iets met ‘koffie’. Via een smalle klinkerweg belanden we uiteindelijk op een geheel verlaten en met bomen overgroeide parkeerplaats. Dikke druppels kletteren op m’n paraplu als ik het pad naar de voordeur zoek. Deze blijkt gesloten en turend door de ruit zie ik enkel duisternis zonder een spoortje van licht. Mijn ogen zoeken iets van een bord met notities van mogelijke openingstijden, maar niets van dat al. Met een onbestemd gevoel lopen we langs de zijkant van het pand naar de waterkant. Zelfs op deze grijze regendag zie ik dat het gebouw schitterende gelegen is aan een brede rivier annex kanaal. Een groot vrachtschip vaart statig voorbij terwijl in de verte enkele plezierjachten zichtbaar zijn. Ze zouden hier zomaar kunnen aanmeren.
Maar het brede terras met houten vlonders ligt er troosteloos bij. Door het vocht zijn de planken glad en ik schuifel voorzichtig naar de linkervleugel van het gebouw. Het bovenste gedeelte van de gevel staart me nat en koud aan, bovenin de dakgoten groeit gras. Al met al ziet het er verlaten uit. Eenmaal dichterbij kan ik door de ramen de grote benedenzaal inkijken. Met enige verbazing bezie ik het interieur. Aan de linkerkant een lange tafel met daarop stapeltjes papieren, sommigen lijken omgekruld door het vocht en ook is er een opengeslagen ordner zichtbaar. Meer naar het midden een aantal kleinere tafels met sjieke rieten stoelen waarop losse blauwe zittingen aan de achterzijde met een sierlijke knoop zijn vastgemaakt. Over een enkele leuning hangt een jasje, waarschijnlijk van bedienend personeel. Maar hoelang geleden heeft hier iets plaatsgevonden? Het voelt of ik middenin een oud toneelstuk kijk waar de mensen uit verdwenen zijn. Alles wordt nog versterkt door enkele fraaie zijden gordijnen welke als vleugels langs de zijkanten zijn opengevouwen. Aan het plafond kroonluchters en tegen de achterwand een aantal opgezette vogels met prominent in het midden een enorme vis met wijd opengesperde bek op een standaard.
Dan verplaats ik me naar de rechterkant van het gebouw waar de serre is gevestigd, duidelijk een gedeelte dat later is bijgebouwd. Ook daar geen mens te bekennen maar wel wat lege kop en schotels op de ronde tafel vlak achter het raam. Net of er zojuist gasten koffie met gebak hebben genoten. Inmiddels neemt de regen in hevigheid toe. Even bekruipt me een onbehaaglijk gevoel. Las ik niet ergens dat het pand door honden bewaakt wordt? M’n vriendin heeft er duidelijk genoeg van. “Ik wil terug, vind het hier niet prettig”, roept ze. Ik aarzel, voel me eveneens niet op m’n gemak maar wil tegelijkertijd nog zoveel meer weten. Vooral omdat boven de zijdeur in prachtige letters HOTEL ‘DE OUDE SCHOUW’ prijkt. Is er dan toch nog leven in de brouwerij?
Bijna bij de parkeerplaats zie ik dat er een auto stopt. Terwijl de regen op m’n paraplu klettert doe ik toch weer een paar stappen terug. Een vrouw springt uit de auto en verdwijnt door de deur. Maar er zit nog iemand in de auto. Dan gaat langzaam het raampje naar beneden. Een man wordt zichtbaar. Iets wordt geroepen. Onverstaanbaar. Ik kom dichterbij. Of we soms koffie willen. “Ik dacht dat het hier dicht was”, zeg ik. Met enig onbegrip kijkt hij mij aan en schud vervolgens zijn hoofd. “We moeten toch een keer boodschappen doen “. Hij zegt het of het de gewoonste zaak van de wereld is om de zaak midden op de dag te sluiten. Hier wordt op een onnavolgbare wijze geleefd, dat is mij wel duidelijk.
Eenmaal binnen is het of de tijd heeft stilgestaan. Allereerst betreden we de rookkamer met z’n donkere lambrisering en comfortabele fauteuils met aan de wanden tal van schilderijen. Daarna volgt een wat schemerige ruimte waar bestek, borden, peper en zoutvaatjes, kaarsenstandaards en glaswerk op lange tafels staan uitgestald, alles klaar om wanneer nodig direct uit te serveren.
Vervolgens lopen we de lichte en verwarmde serre in waar we naast de tafel met de lege kopjes gaan zitten. Als de koffie wordt geserveerd vertel ik de man dat een van mijn voorouders hier geleefd heeft. Het maakt geen enkele indruk op hem. ‘Ik moet weer naar de pannen op het vuur’, maakt hij duidelijk. Zouden er dan toch gasten zijn? Even later verschijnt hij toch weer in beeld. ‘Wilt U misschien de kranten van vandaag?’ Ja, waarom ook niet en even later ligt de Leeuwarder Courant op onze tafel.
Zelf kijk ik peinzend om mij heen. Verbeeld ik het me nou? Ik zie toch duidelijk een oudere man staan in de rookkamer. Met in zijn hand een pint schuimend bier. ‘Wiebe Dirks Rijpkema’, stamel ik. Hij zwaait naar me. ‘Proost’, hoor ik . ‘Op het leven!’, fluister ik terug. ‘En de groeten van m’n moeder. ’De Rijpkema’s zijn nog springlevend. In ieder geval in mij.
Achteraf blijkt de Oude Schouw minder verlaten dan ik dacht.
En vind ik ook iets over de geschiedenis ( www.oudeschouw.nl ) :
“Beleef de sfeer van vroeger”
In de gelagkamer met haar stamtafel en prachtige lambrisering hangen nog oude gravures uit vroegere tijden. Hier bent u in het gelag van de meest historische plek van het oude veerhuis. Diep in de oude balken leven de klanken van verhalen van jagers, koetsiers, schippers, shantykoren, troubadours, dichters, kunstenaars, kooplieden, boeren en neringdoenden “Hier heeft een jager zo gelogen, dat de balken zijn gebogen”. Van oudsher is de huidige lounge al een zondige smeltkroes binnen het veerhuis, waar een laatste slok en hap, grol en grap, praal en pronk, beschouwing en discussie, geruchten en tijding, vraag en aanbod, avance en afwijzing een spiegel van de samenleving zijn. Op dit tijdstip vormen vele lieden hier een fraai schouwspel, waarin gerstenat en spiritualiën bijdragen tot een geanimeerde atmosfeer.
Veerhuis
Waterherberg “De Oude Schouw” is gelegen aan de oorsprong van het vroegere getijdenwater van de Middelsee. Een van de oudste pleisterplaatsen (16e eeuw) van Friesland. Op dit moment kruist de rivier de “Boarne” hier het omstreeks 1946 gegraven Prinses Margrietkanaal, oftewel de gekanaliseerde rivier de Wjittering. Op deze historische plek deed deze Waterherberg dienst als veerhuis gelegen aan de oude Rijksweg naar Leeuwarden. Hier werden gasten, reizigers, dieren, goederen en proviand door de herbergier met de veerpont overgezet.”
Met dank aan de huidige bewoners: Patron cuisinier/sommelier Bram van den Akker en gastvrouw/sommelier Hilly Bloemert. Mocht ik een keer voorgaan in de kerk van Akkrum dan kom ik zeker bij jullie overnachten.
Ps. Door de coronabeperkingen gaat mijn deelname aan de kerstnachtdienst in de Keizersgrachtkerk niet door. Ook de midweek herstelverhalen van november/december in het klooster van Huissen komt te vervallen. Mail me gerust voor meer informatie petepronk@compaqnet.nl Met winterse groet en alle goeds!