Daar zal het droog zijn – mei, juni 2021
Enige tijd geleden stond in dagblad Trouw een recensie van de nieuwe dichtbundel van David Troch, een voor mij onbekende Vlaamse auteur. De titel sprak mij direct aan: ‘voor jou wou ik een huis zijn’ en als de wiedeweerga bestelde ik een exemplaar bij Linnaeusboekwinkel, mijn favoriete ‘boekenpaleis’.
Eenmaal de bundel in handen las ik op de achterzijde: “Hoe voelt het om weg te gaan? Die vraag stelt een man zich in voor jou wil ik een huis zijn. Meer, hij voegt de daad bij het woord. Zijn tocht voert langs lief en leed. Hij streelt het zachtst van de dag, raakt het ruwst van de nacht Zo neemt Troch ons mee op reis tot in het diepst van zijn ziel. Toch blijft de toon licht. Elk vers is fris, elk vers is scherp. Geen zin in voor jou wou ik een huis zijn die niet zingt. Wat Troch hier met de taal doet is één groot feest.”
Een aantal weken later werd ik gebeld door Bert van der Kruk, journalist voor o.a. het blad Volzin. Ik ken hem van eerdere interviews, o.a. voor de NCRV-radio. Zijn vraag was of hij me aan de hand van een zelfgekozen gedicht mocht interviewen. Een afspraak voor bij mij thuis was snel gemaakt en ik stortte mij in de dagen daaraan voorafgaande op tal van dichtbundels: Vasalis, Campert, Kopland, Szymborska, Sappho, Wolkers en ga zo maar door. Maar steeds was daar die nieuwe bundel van Troch en met name dat ene gedicht ‘vloed’.
Het leverde onderstaand verhaal op.
Download “Daar zal het droog zijn” – artikel Volzin (pdf)
Tekst: Bert van der Kruk, Beeld: Jo Kreulen
VLOED
het valt en het valt maar uit de lucht en je rent
en je rent maar en ik ren met je mee, volg op de voet
door de vloed. zie ons. je rent om ter snelst, schudt me haast
van je af, maar ik houd je bij. en je rent de lucht uit je lijf, hijgt.
dit is echt niet jouw ding en toch ren je. wiens plan was dit?
en ik ren en jij vloekt, vloekt, vloekt, al houd je nog zo goed
het hoofd naar de grond, je schoen deelt een plas in twee
en hoe je ook rent, rent, rent, traag dringt de kou in je kous,
je voet, je been. waar o waar ren je heen, naar waar neem je
me mee? de lucht raakt maar niet leeg, vult zich weer meer
en meer. het zwerk ziet zwart. van top tot teen zijn we nat.
het drupt van ons af. het stroomt van ons af. en jij rent
en ik ren en het lijkt wel dat het nooit stopt. en als het
toch ooit stopt, bouw ik een muur of vier, dek die af
met een dak en dan noem jij die plek thuis. daar zal
het droog zijn. daar zal er zon zijn.
David Troch
voor jou wou ik een huis zijn
Vrijdag / Wablieft; 104 blz. € 15